Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [56]Als Hij stilt, wie zal dan [57]beroeren? Als Hij het aangezicht [58]verbergt, [59]wie zal [60]Hem dan aanschouwen, [61]zowel [62]voor een volk, als voor een mens [63]alleen? 56. Hij toont Gods kracht, verenigd met zijn genade en gerechtigheid, omdat niemand beroerte kan maken, daar God naar zijn goedigheid stilte verleent, en omdat niemand hem helpen kan, tegen wien God vergramd is. 57. Dat is, onrust verwekken. 58. Te weten, van den mens; dat is, als Hij zijn genade, zegen en hulp van hem trekt. Zie Deut.31:17. 59. Te weten, van degenen, op wie God zeer vergramd is; van wie in de voorgaande verzen gesproken is. 60. Te weten, God; dat is, zich voor God vertonen, te weten, door het gebed, om troost en bijstand te verzoeken. Vergelijk de manier van spreken met Ps.34:6. 61. Dat is, hetgeen ik verhaal van God is waarachtig, niet alleen ten aanzien van een mens in het bijzonder, maar ook van gehele volken in het algemeen, dien Hij kan of rust verlenen, of zijn aangezicht verbergen. 62. Het Hebreeuwse woord is in dezen zin gebruikt Gen.37:8, onder, vs.36, en hfdst.42 vs.8; Ps.32:6. 63. Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen Ezra 4:3; Ps.33:15; Hos.11:7.